Meten en sturen op materiaalgebonden emissies

Er is een woud aan tools, indicatoren en databases. En de termen, zoals Quick Carbon indicator, WLC, MPG, GPR vliegen je soms om de oren. Met dit artikel willen we orde scheppen in de chaos van die tools, databases en termen. Daarnaast willen we inzicht geven in de huidige status van alle ontwikkelingen rondom materiaalgebonden CO2-emissies, met de wetenschap dat we nog aan het begin staan van de ontwikkelingen rondom dit thema. 

We verwachten dat de datavolwassenheid de komende jaren zal groeien, dat er meer harmonisatie zal plaatsvinden op het vlak van tools en dat de wet- en regelgeving rondom materiaalgebonden emissies scherper zal worden. 

In deze long-read komen de volgende onderwerpen aan bod: 

  • Het belang van het verschil tussen meten en sturen                                                     
  • Wet- en regelgeving rond het rapporteren van CO2-uitstoot 
  • Methodieken en indicatoren die duurzaamheidsprestaties inzichtelijk maken 
  • Tools en rekeninstrumenten 
  • Databases en LCA-data 

Meten en sturen op materiaalgebonden emissies 

Waar operationele emissies door gebouwgebonden energieverbruik al sinds de introductie van de BENG in 2021 moeten worden doorgerekend, zijn materiaalgebonden emissies tot nu toe nogal verstopt geweest in de totale MPG-berekening. Materiaalgebonden emissies vormen echter een significant deel, ongeveer een kwart, van de CO2-uitstoot in de gebouwde omgeving en ca. 11 procent van de totale uitstoot. Opdrachtgevers zijn zich hier steeds vaker bewust van en stellen ook vaker vragen of eisen over de gebruikte materialen. Met als resultaat dat je als architect of ontwerper niet meer wegkomt met een algemene uitspraak over gebruik van duurzame materialen: er moeten getallen op tafel komen. 

Om tot deze getallen over materiaalgebonden emissies te komen, zijn complexe berekeningen nodig. Deze emissies worden bepaald door alles wat er in de productieketen van een bouwproduct gebeurt. Vanaf het moment dat de ruwe materialen uit de grond worden gehaald, tot plaatsing, en in sommige methodieken zelfs wat er daarna mee gebeurt.  

Meten of sturen? 

Voor het bepalen en reduceren van de CO2-prestatie van een gebouw, zijn er in de afgelopen decennia steeds meer indicatoren, methodieken, reductiepaden en tools ontwikkeld. Het is goed om hierbij rekening te houden met het verschil tussen meten en sturen. Meten is in essentie het verkrijgen van gegevens om de huidige prestaties te rapporteren, evalueren en transparantie te bieden. Sturen daarentegen is het ondernemen van acties om prestaties te verbeteren of een doel te behalen, bijvoorbeeld de Paris Proof reductiepaden, of het behalen van bepaalde energielabels.  

Vanuit Europa, de Nederlandse overheid en de markt wordt er gezocht naar houvast. Via beleid, wet- en regelgeving en technische sturing op grenswaarden. Er is verplichte wet- en regelgeving zoals de MilieuPrestatie Gebouwen (MPG) en de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) voor het meten en rapporteren van CO2-emissies. Vanuit de markt ontstaan er tools die inzichtelijk maken wat de score is van CO2-impact tijdens de ontwerpfasen. De CSRD is een voorbeeld van een rapportageverplichting, ofwel het meten van de impact. De MPG geeft daarnaast ook streefwaarden weer en wordt dus ook gebruikt om te sturen. De verschillende tools voor het inzichtelijk maken van de impact worden voornamelijk gebruikt om inzicht te krijgen en te sturen op een duurzamer gebouw.  

Betrouwbaarheid 

Het is van belang om kritisch te blijven op de resultaten die voortkomen uit de verschillende methodieken en tools. De verzameling van data over materialen staat nog in de kinderschoenen. Na verloop van tijd zullen de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid toenemen. We kunnen ervan uitgaan dat nieuwe inzichten en ontwikkelingen leiden tot herziene rekenmethodieken en aanpassingen van modellen. In dit artikel leggen we uit welke methodieken, tools en databases er op dit moment zijn en welk doel zij dienen. 

Methodieken en indicatoren 

Methodieken en indicatoren zijn in het leven geroepen om CO2- of duurzaamheidsprestaties van materialen, producten en gebouwen inzichtelijk te maken. Het zijn vastgelegde afspraken. Tabel 1 geeft een overzicht van de methodieken en indicatoren die in Nederland worden toegepast. Alleen de MPG is momenteel wettelijk verplicht. De andere indicatoren geven voornamelijk inzicht in de CO2-uitstoot in bepaalde fasen van een levensduur van een gebouw of de opslag van CO2 in biobased constructies. 

Tabel 1: Overzicht van CO2- en milieu-indicatoren voor (bouw)producten en gebouwen 

Download tabel 1

Biogene opslag  

Op dit moment wordt biogene opslag niet meegerekend in de MPG of in de MKI-score. Het is sinds begin 2021 wel verplicht om biogeen COzichtbaar te maken in LCA’s. Op deze manier wordt inzichtelijk wat de grootte is van biogene CO2-vastlegging, maar wordt er niet gesaldeerd.  

Het inzichtelijk maken van CO2-opslag kan het verschil maken bij het kiezen tussen bijvoorbeeld een houten constructie of een constructie van staal. CO2-opslag meerekenen op projectniveau wordt nog niet gedaan. Indien dit wel wordt gedaan kan een gebouw CO2-positief uit de rekensom komen, maar op dit moment moeten we voorzichtig zijn met onze CO2-budgetten en daarom niet een toekomstige besparing nu al meerekenen. 

Tools en rekeninstrumenten 

Er zijn verschillende tools beschikbaar voor het inzichtelijk maken van de CO2-emissies die vrijkomen tijdens het ontwerp- en bouwproces. Deze tools richten zich op diverse indicatoren en zijn gekoppeld aan verschillende databases met LCA-gegevens (Life Cycle Assessment). In tabel 2 staan de verschillende tools die momenteel op de markt zijn of nog in ontwikkeling zijn, evenals hun specifieke toepassingen. Op Europees niveau is er een overzicht van instrumenten te vinden op de website van Level(s)

Deze tools maken gebruik van verschillende databases om berekeningen uit te voeren die aansluiten bij de indicatoren zoals vermeld in tabel 1. Sommige databases bestaan uit een verzameling geverifieerde EPD's (Environmental Product Declarations), of een mix van geverifieerde en niet-geverifieerde EPD's. Weer andere databases beschikken ook over achtergrondgegevens waarmee een EPD kan worden opgesteld. Afhankelijk van welke data je inzichtelijk wilt hebben, op welk moment in de tijd en de bijkomende kosten, kun je de tool kiezen die het best bij jouw project past.  

Tabel 2: Tools en rekeninstrumenten 

Download tabel 2

EPD Databases en LCA-data 

Achter de tools in tabel 2 zitten databases en rekenmethodieken die helpen om tot cijfers over materiaalgebonden impact te komen. Deze bestaan veelal uit EPD-databases. Een Environmental Product Declaration (EPD) is een rapport dat milieu-informatie of LCA-data van een product inzichtelijk maakt. Een EPD-database bevat informatie over de milieu-impact van een verzameling van producten. Een database, zoals de NMD bevat bijvoorbeeld meer dan 3000 EPD’s of productkaarten. Een gedeelte van deze producten is leverancier-specifiek. Dit houdt in dat deze EPD’s zijn opgesteld door de leverancier zelf en geverifieerd door een derde partij. Dit wordt ook wel categorie 1 data genoemd. De overige EPD’s zijn categorie 2 of 3 data en bevatten de milieu-impact van producten gebaseerd op sectorgemiddelde emissiefactoren. EPD’s kunnen volgens verschillende normen worden opgesteld. Voor dit overzicht hebben we ons beperkt tot de EPD’s die de norm van de milieuproductenverklaring EN 15804 volgen. 

De LCA-databases waarmee de EPD’s zijn opgesteld zoals de NMD, EPIC of OneClick LCA, maken doorgaans gebruik van dezelfde achtergronddatabases: EcoInvent of GaBi. Deze achtergronddata of secundaire databases worden ook wel Life Cycle Inventory (LCI) databases genoemd en bevatten de emissies bij processen en winning van grondstoffen. Het verschil tussen EcoInvent en GaBi is dat EcoInvent meer gericht is op de Europese processen en GaBi meer informatie over wereldwijde processen bevat, hierdoor is EcoInvent beter toepasbaar op de Europese markt.  

Tabel 3 benoemt enkele van de EPD-databases die worden gebruikt in de tools beschreven in tabel 2, en welke LCI-database zij gebruiken. Ook staan er EPD-databases in de lijst die internationaal of Europees zijn. Er zijn nog veel andere landelijke databases en we verwachten dat er de komende jaren nog meer bij zullen komen als gevolg van Europese wet- en regelgeving. 

Onafhankelijke data? 

In het overzicht hebben we ook opgenomen of de data onafhankelijk wordt geverifieerd of niet. Deze onafhankelijke toetsing is van belang voor de kwaliteit van de data, of in het geval van de Nederlandse NMD ook om te zorgen dat alle data volgens het NMD Toetsingsprotocol is opgenomen, waarbij Nederlandse specifieke regels (met de Nederlandse Bepalingsmethode) moeten zijn toegepast op de data. 

Tabel 3: Overzicht van een aantal EPD-databases die veel gebruikt worden in Nederland 

Download tabel 3


De informatie is de tabellen is met zorg samengesteld. Heb je nog opmerkingen of aanvullingen? Stuur dan een e-mail naar l.nossek@dgbc.nl 

Gerelateerd

Vernieuwde BREEAM-NL beoordelingsrichtlijnen beschikbaar vanaf 13 januari 2025

Vernieuwde BREEAM-NL beoordelingsrichtlijnen beschikbaar vanaf 13 januari 2025

Flexwoningen financieel mogelijk maken met inzicht in toekomstscenario’s

Flexwoningen financieel mogelijk maken met inzicht in toekomstscenario’s

Bestaande woningen

DGBC, Platform31 en Platform Woonopgave onderzoeken duurzame en rechtvaardige oplossingen voor woonopgave