De Europese natuurherstelwet komt er toch. Maandag 17 juni stemden de milieuministers van de 27 lidstaten over de wet. Uiteindelijk gaf de steun van Oostenrijk de doorslag: de wet komt er. DGBC is blij dat de wet nu toch is aangenomen. Programmamanager Kennis & Innovatie Jan Kadijk: “Deze wet is echt hard nodig. Het CBS noteerde voor Nederland 2,5 procent afname van het oppervlak aan bos en natuur tussen 2013 en 2022. En eerder deze maand bleek uit de Groene Stad Challenge 2024 van HUQSI, NL Greenlabel en Sweco dat er tussen 2020 en 2022 in stedelijk gebied een afname van stedelijk groen is geweest van 2,4 procent. Het betreft hier een steekproef onder de deelnemende gemeenten, maar het stemt niet vrolijk.”
EU maakt de stad groener
“We praten in Nederland al jaren over groenere steden en meer natuur, onder andere vanuit de opgave van klimaatadaptatie, Je kunt daardoor het idee krijgen dat we goed bezig zijn. Maar de statistieken vertellen dus een ander verhaal: onder aan de streep neemt het oppervlak aan natuur in Nederland gestaag af. Daarnaast zijn er de ronduit alarmerende berichten over afname van soortenrijkdom. De gebouwde omgeving is daar mede debet aan: Stedelijke verdichting en energietransitie vertalen zich vaak in verdringing van stedelijke natuur. Met deze natuurherstelwet is er nu een nieuw, niet te ontlopen wettelijk kader waar overheden zich toe moeten verhouden,” stelt Kadijk vast. Wel is de wet het afgelopen jaar afgezwakt. In de oorspronkelijke tekst van de natuurherstelwet was sprake van een verbod op verslechtering van de natuur. Dat verbod is in de onderhandelingen gesneuveld. Landen moeten nu hun best doen om te voorkomen dat natuur achteruitgaat.
Groen op daken, verticaal groen en zogeheten boomkroonbedekking dragen ook bij aan natuurherstel. Kadijk vindt het goed dat ook dat wordt gewaardeerd. “Dat is belangrijk, want daar liggen dus ook kansen die positief bijdragen. Dit is typisch zo’n opgave waarin markt, overheid en burgers allemaal moeten samenwerken. We zien al prachtige voorbeelden. Deze wet geeft die groene beweging een heel goede, maar ook noodzakelijke prikkel."
Stagnatie, maar ook al positieve effecten
En dan de Europese verkiezingen. De verhoudingen in het Europees Parlement zijn duidelijk. Ondanks een groei van radicaal-rechtse partijen, zijn er geen opzienbarende verschuivingen. De huidige midden-coalitie van Christendemocraten, Sociaaldemocraten en Liberalen houdt een meerderheid.
Laetitia Nossek, programmamanager bij DGBC, vreest voor een stagnatie in het duurzaamheidsbeleid, maar ziet ook dat de ingezette koers niet zomaar kan worden gestopt. “In Europa is al veel beleid op het gebied van duurzaamheid in gang gezet. Dat gaat na deze verkiezingen niet zomaar veranderen. Van nieuw duurzaamheidsbeleid beginnen we nu de positieve effecten ook al te zien. Zo zijn bedrijven goed aan de slag met het in kaart brengen van de CO2-uitstoot in hun keten, aan de hand van de CSRD-verplichting. Dit is een belangrijke stimulans voor bedrijven om niet alleen hun eigen bedrijfsvoering aan te pakken, maar ook goed te kijken naar bijvoorbeeld inkoop.”
Implementatie Europese richtlijnen
Wat de toekomst brengt hangt volgens Nossek voor een groot deel ook af van de lidstaten. “Het wordt interessant om te zien hoe lidstaten nieuwe Europese richtlijnen gaan vertalen naar nationaal beleid. Verordeningen staan vast, maar richtlijnen bieden ruimte voor interpretatie. Daar zullen we dus nog wel de nodige verschillen gaan zien. Dit is bijvoorbeeld van groot belang bij de implementatie van EPBD IV. Deze richtlijn heeft verscherping ondergaan op het energievraagstuk van de gebouwde omgeving. De Europese Green Building Councils en de World Green Building Council hebben zich destijds hardgemaakt voor het meewegen van materiaalgebonden CO2-uitstoot, dat daardoor nu onderdeel is van EPBD IV. Willen we daar stappen in zetten, zal de EPBD IV goed in nationaal beleid moeten worden geïntegreerd.”