Eén telefoontje van Job Dura was voldoende om Zaaijer en Zwiers te overtuigen. Dura stelde dat duurzaamheid een duidelijk kader moest krijgen en wilde daar iets voor oprichten. “We waren absoluut voorstander van een toetsingskader en zijn blij dat mede-initiatiefnemers van DGBC ook vonden dat we duurzaamheid beter moeten reguleren”, vertelt Zaaijer.
Wouter Zaaijer (links) en Chris Zwiers (rechts)
Toetsingskader voor duurzaamheid
BREEAM werd van Engeland naar Nederland gehaald. En dat is een goede keuze, volgens Zwiers. “Voor een ziekenhuis in Curaçao werkten we met LEED. Dat systeem is gericht op Amerika en stelt daarom hele andere eisen. De waterkwaliteit is in Amerika bijvoorbeeld slecht, terwijl die in Curaçao goed is. Wat op de ene plek vanzelfsprekend is, hoeft dat ergens anders niet te zijn. Daarom is het goed dat we met BREEAM-NL een systeem hebben dat gericht is op de Nederlandse situatie. Intrinsiek willen we goede, duurzame keuzes maken. Nu kunnen we die beargumenteren.” Zaaijer erkent de waarde van het instrument: “Met BREEAM-NL dwingen we onszelf om goed en leefbaar vastgoed te maken. In veel gebouwen weten we dat om te zetten in architectonische kwaliteit.”
Geen gebouwen, maar een stuk stad
En dat gaat verder dan een gebouw. Van stoel tot stad is het credo van OZ. “Van elk complex maken we een kleine stad. We willen de kwaliteit van de leefomgeving verbeteren. Hoe slechter het met een buurt of plek gaat, hoe meer wij kunnen doen en veranderen”, zegt Zaaijer.
Ontmoeting binnen en buiten gebouwen faciliteren is heel belangrijk, volgens de architecten. Zwiers: “We maken plekken waar iedereen aandacht krijgt en zorgen dat verschillende woonmilieus met en door elkaar wonen. Als je elkaar niet ontmoet, is het moeilijker om begrip voor elkaar te krijgen. De afgelopen jaren zijn we druk bezig geweest om de kloof te overbruggen en dat doe je door ontmoeting.” Zaaijer vult aan: “De interactie tussen mensen is beter als de kwaliteit van gebouwen en de omgeving ook beter is. Gemeenschappelijke ruimtes en groen zijn een mooi bindmiddel.” Die interactie en verbinding stimuleert OZ door collectieve tuinen en daken te ontwerpen bij gestapelde bouw. Of denk aan hele dikke gebouwen met vides en een open ontmoetingshart in het midden. Dit soort ontwerpen zijn vaak ook CO2-neutraal.
Onverwachte energiebronnen
Broeikasgasemissies beperken ze door energiebronnen te vinden die niet iedereen zomaar ziet. Voor de koeling van een televisiestudio legden de architecten een link met zandmeren bij Amstelveen. En uit temperatuurverschillen in een drinkwaterbassin winnen ze genoeg energie voor 800 woningen. Zaaijer: “Er liggen overal onverwachte energiebronnen die je goed kan gebruiken. Zo proberen we ook waterleidingbedrijven en ontwikkelaars mee te nemen in duurzame en vernieuwende energieoplossingen.”
Als architect ben je initiator van vernieuwing, stellen Zaaijer en Zwiers. “Door financiers, beleggers, bouwers en beheerders mee te nemen kan je ze enthousiast maken voor een duurzaam concept. Zo zorg je dat ze ook hun rol pakken in de keten en het verdere bouwproces. Neem een flexibel ontwerp: door vooraf afspraken te maken kan je garanderen dat de producent van een modulair bouwsysteem dit ook weer ophaalt aan het einde van de levensduur en het materiaal klaarmaakt voor hergebruik in een volgend project.”
Herkomst van hout
De vraag welk materiaal geschikt is voor een specifieke functie of toepassing komt steeds nadrukkelijker naar voren. In de jaren 90 bouwde OZ al houtskeletbouwwoningen en die ontwikkeling zetten ze voort. Zaaijer: “Neem CLT (Cross Laminated Timber, red.), het is heel goed dat we daarmee bezig zijn. Tegelijkertijd is te veel gelijmd hout in een woning niet heel gezond, door het formaldehydegehalte in de lucht. Er zijn andere bindmiddelen nodig, net als losmaakbare verbindingen om de kwaliteit van houtskeletbouw te verbeteren.”
Zwiers benadrukt dat er meer aandacht moet zijn voor de stappen daarvoor. “Is het geen oerbos dat wordt gekapt? En ook als het hout afkomstig is uit een productiebos, komt dat de ecologie niet per se ten goede. Een grote boom is een ecosysteem op zich. Sommige landen schroeven de productie terug, omdat ze zich zorgen maken over de impact van jonge bossen zonder diversiteit. De natuur zit ingewikkelder in elkaar dan we willen zien, we moeten bijvoorbeeld de complexiteit van de wortelstructuur van bomen erkennen.”
Landschap en gebouwen in elkaar schuiven
Ook in de openbare ruimte liggen er kansen om zo veel mogelijk te vergroenen, stellen Zaaijer en Zwiers. “De huidige gebouwen en regels geven reden tot zorg als je ziet hoe rap het klimaat verandert en hoe vaker hittegolven voorkomen. Als bureau proberen we gebouwen en het landschap steeds meer in elkaar te schuiven. Bijvoorbeeld bij een project in een duinlandschap lopen mensen over het gebouw, dat is publiek gebied.”
En die vergroening moet er niet alleen zijn op papier, maar echt in de praktijk. Zwiers: “In tenders zie je tegenwoordig bijna geen gebouw meer, alleen groen. Soms letterlijk om die tender maar te kunnen winnen. Greenwashing ligt op de loer. Het waarheidsgehalte en de kwaliteit van groen moeten we beter toetsen. En garanderen.”
De toekomst moet groen kleuren
De toekomst moet dus groen kleuren, letterlijk en figuurlijk. Daar zien de architecten nog altijd een belangrijke rol voor DGBC. Zaaijer: “We leren veel over de gedachte achter duurzame maatregelen en acties. We hadden het net over CLT, maar ook over gezonde bossen en interieurs. Binnen allerlei thema’s kan DGBC een neutrale rol spelen als kennis- en toetsingsinstituut. Er is nog genoeg te ontwikkelen.”
Reeks DGBC founding partners
Dit artikel is een aflevering in de serie interviews met de organisaties die vanaf de start bij DGBC betrokken waren, de zogeheten founding partners. DGBC bestaat dit jaar 15 jaar en met de betrokken organisaties van toen, die na vijftien jaar nog steeds partner zijn, kijken we terug op de oprichting, naar de ontwikkelingen die zijn doorgemaakt en werpen we een blik op de toekomst.