Deze vragen bestudeert Jan Kadijk bij DGBC als Kennis & Innovatiemanager – en dat doet hij niet alleen: “Meer dan dertig partijen hebben de handen ineen geslagen voor een gezamenlijke, open methodiek hiervoor. Dat is in internationaal opzicht een uniek gegeven.”
Welke onzekerheid levert klimaatverandering op?
“Woningkopers willen weten hoe het zit met hun huis. Overheden willen hun stad of provincie ‘klimaatrobuust’ en leefbaar maken en houden voor inwoners. Financiële toezichthouders maken zich zorgen over vastgoed dat blootstaat aan grotere klimaatrisico’s. Voor financiële partijen die beleggen in vastgoed betekent klimaatverandering dat gebouwen misschien minder verhuurbaar worden (bijvoorbeeld door hittestress), schadeposten opleveren of in geval van overstroming zelfs helemaal een ‘stranded asset’ opleveren”, zo schetst Jan de groeiende belangstelling voor deze kwestie.
“Iedereen maakte de klimaatrisico-scan op eigen wijze en dat leverde veel ‘black boxes’ op waardoor we niet goed weten waar we het nou over hebben. Die analyse gaan we nu gelijktrekken, en het mooie is dat overheden, marktpartijen en kennispartijen allemaal meedoen.”
Hoe bereiden we onze gebouwde omgeving het best voor op klimaatverandering, in Nederland en per gebouw?
Jan: “Het is allereerst belangrijk om goed inzicht te krijgen in de risico’s. De stresstesten van gementen waren een eerste stap op gebiedsniveau. Maar heb je dan ook als gebouw een probleem? Dat hoeft niet altijd zo te zijn. Als DGBC hebben we daarom onlangs experts bij elkaar gehaald, die al langer vragen bestuderen over de kansen op hittestress bij gebouwen, op verzakking bij droogte, op wateroverlast of overstroming. Samen werken wij aan een ‘Framework for climate adaptive buildings’ en dit traject willen we in 2022 afronden. De bedrijven en organisaties die hiermee bezig zijn, voelen de urgentie. We krijgen vaak de opmerking: ‘het zou fijn zijn als het er al was’.”
Lopen we achter?
“Er gebeurt al heel veel”, ziet Jan. “Er zijn veel partijen mee bezig, er wordt veel onderzoek gedaan, er zijn veel mensen die met elkaar kennis willen delen. Dus moeten wij snel veel stappen maken. Eerder deze maand hebben we met de betrokken partijen het concept besproken van de eerste stap van het framework. Die gaat over de gebiedsscore waarin het gebouw ligt. Hoe bepaal je die? Dat bracht ons veel nuttige opmerkingen, die we nu verwerken in een definitieve versie die we komende maand gaan uitbrengen.”
Wat is nu het belangrijkst?
"Belangrijk is de eenduidigheid. Bedrijven en organisaties moeten steeds vaker rapporteren over hun fysieke klimaatrisico, onder andere vanwege de EU Taxonomie en Sustainable Finance Disclose Regulation. De manier waarop dat precies moet gebeuren is in die regelgeving niet tot achter de komma uitgespeld omdat er per land verschillende databronnen en klimaat-hazards zijn. Het helpt de partijen enorm als die rapportages gebaseerd zijn op een methodiek waarover we het in Nederland met elkaar eens zijn. Dat maakt de uitspraken over gebouwen ook onderling vergelijkbaar. Daar zijn we nu volop mee bezig”, zo schetst Jan.
“We willen de Nederlandse aanpak ook naar het podium brengen van de World Green Building Council. Ik denk dat een geharmoniseerde methodiek ook internationaal interessant is, om te beginnen in samenwerking met andere Europese landen. Die verbinding zijn we via de World green Building Council aan het leggen. Uiteindelijk zal het inzicht gaan bijdragen aan de urgentie en bereidheid om te investeren in het aanpassen van gebouwen aan het veranderend klimaat. Daar worden we allemaal blij van.”