(Ge)bouwen en natuur lijken tegenpolen, maar is dat wel zo? Natuur blijft niet binnen de randen van de natuurgebieden; natuur kan juist in de bebouwde omgeving een duurzame toevoeging zijn.
Tienke Springer, adviseur bij ecologisch adviesbureau De Groene Ruimte: "Soms wordt lacherig gedaan over het ophangen van nestkasten aan gebouwen. Wat kan het effect van zo'n kast nu helemaal zijn? Ook andere vooroordelen doen hardnekkig de ronde, bijvoorbeeld de angst voor overlast van vogels of vleermuizen. Door deze vooroordelen lopen we met zijn allen het risico dat de stad steeds meer een ecologische woestijn wordt. En dat terwijl er juist volop kansen zijn om de leefbaarheid en duurzaamheid van de gebouwde omgeving met natuur te versterken! Overigens: er wonen heel wat mensen sinds jaar en dag samen met vleermuizen en gierzwaluwen onder één dak, zonder dat ze dat in de gaten hebben. Van overlast is daar duidelijk geen sprake!".
Groter geheel
De kansen om de leefbaarheid en duurzaamheid met natuur te versterken staan niet op zichzelf, maar maken deel uit van het grotere geheel. "Insecten, zoals wilde bijen en zweefvliegen, leveren een wezenlijke bijdrage aan bestuiving van bijvoorbeeld fruitbomen en tuinbouwgewassen en daarmee aan onze voedselvoorziening. En natuurlijk zijn zij op hun beurt ook voedsel voor veel soorten vogels en vleermuizen. Voor wilde bijen is de stad relatief een belangrijker voedselgebied geworden dan het intensieve agrarische buitengebied", aldus Rienk Noordhuis, faunaspecialist bij De Groene Ruimte.
Niet zomaar
Al met al meer dan genoeg redenen om ook ecologie een grotere rol te geven bij ontwerp, inrichting en beheer van de bebouwde omgeving. Integraal denken is daarbij om meerdere redenen essentieel. In de eerste plaats omdat een plant of dier niet ‘zomaar' ergens voorkomt: alleen als alle levensvoorwaarden aanwezig zijn, kan een plant of dier zich ergens vestigen en handhaven. Voor Huismussen betekent dat bijvoorbeeld dat er nestgelegenheid moet zijn, dat er voedsel is en dat er ‘kwetterplekken' zijn, bijvoorbeeld een dichte haag of klimop. Integraal denken is in de tweede plaats essentieel, om de duurzaamheid te waarborgen. Door een haag al in de ontwerpfase in te passen, staat het niet op zichzelf maar vormt het een onderdeel van het geheel. Het mee-ontwerpen van voorzieningen voor vogels en vleermuizen in een gebouw biedt een behoorlijke garantie dat deze voorzieningen ook gehandhaafd blijven, juist omdat ze onderdeel zijn van dat gebouw.
Vleermuizen en meer
Vanuit die gedachte kunnen gericht voorzieningen worden mee-ontworpen en aangebracht. Dat kunnen (inbouw)kasten zijn voor vleermuizen, vogels of insecten, maar evengoed een kwetterplek of een wilde bloemenstrook. Het aanbrengen van voorzieningen staat nooit op zichzelf, maar vormt een schakel in de ketting. Hierbij wordt ook goed gekeken naar de omgeving: wat is er al en wat kan er worden gedaan om de ecologische waarden van het gebouw én de omgeving te verhogen? Tienke Springer noemt een voorbeeld: "Als in de directe omgeving een poel aanwezig is waarin salamanders zich kunnen voortplanten, biedt de open ruimte rond een gebouw bij uitstek een kans om het leefgebied compleet te maken. Denk bijvoorbeeld aan het aanleggen van een takkenril voor schuilplaatsen en overwintering". Het op deze integrale manier kijken naar de bebouwde en te bouwen omgeving, draagt wezenlijk bij aan een werkelijk duurzame leefomgeving voor mens en natuur.
BREEAM-NL Studiedag Expert
De Groene Ruimte vertelt komende donderdag meer over dit onderwerp tijdens de BREEAM-NL Studiedag Expert. Er zijn nog enkele plaatsen beschikbaar.