De discussie over duurzaamheid in relatie tot liften en roltrappen spitst zich toe op de hoeveelheid gebruikte energie. Dat vind je ook terug in de twee te behalen BREEAM-NL punten voor liften. Is dat terecht? Hoe zit het nu eigenlijk met duurzaamheid in relatie tot liften en roltrappen in het algemeen? Wat is naast energieverbruik belangrijk? En wat is belangrijk bij ontwerpen nieuwe- en wat bij renovatieplannen oude?
Kijk je naar nieuwe liften en roltrappen in relatie tot duurzaamheid dan zie je dat alle aandacht zich richt op een zo laag mogelijk energiegebruik. Toch speelt er meer. Voordat een lift of roltrap geproduceerd en gemonteerd is zijn de nodige materialen gebruikt en ook de nodige energie. Langzaam maar zeker dringt in deze maakindustrie door dat duurzaamheid om meer vraagt dan een lage energieconsumptie. Met name fabrikant Schindler vraagt daarvoor aandacht. Het zoveel mogelijk toepassen van goed recyclebare materialen bijvoorbeeld (cradle to cradle), het beperken energieconsumptie en CO2 uitstoot bij productie en montage en tot slot het realiseren van een installatie die duurzaam te exploiteren is. Weinig kans op storingen dus en een behoorlijke levensduur.
2 punten binnen BREEAM-NL te behalen zijn voor liften
Als je bedenkt dat 2-4 % van de energieconsumptie van een gebouw voor rekening van de liften komt dan is het begrijpelijk dat de BREEAM-NL punten vooral te behalen zijn door liften energiezuinig te ontwerpen. De volgende zaken zijn daarbij belangrijk:
- kies één geïntegreerde besturing voor alle liften (bij voorkeur bestemmingsbesturing)
- zorg dat de liftkooi in balans wordt gehouden door een tegengewicht
- beperk snelheid, maar ook versnelling en vertraging van de lift- en van de kooideur aandrijving
- pas voor de snelheidsregeling een frequentieregeling toe, gecombineerd met energie regeneratie bij afremmen en bij ‘leeg op’ en ‘vol neer’
- schakel liften of liftonderdelen af in de ‘stand-by’ stand. Hetzelfde geld voor de verlichting in de liftkooi
- zorg dat ook temperatuurbeheersing en ventilatie in liftkooi en liftschacht niet onnodig milieubelastend is
Meten is weten
Hoe kun je als auditor nu bepalen of de lift in ontwerpstadium en na montage aan deze eisen voldoet? Dat is nog niet zo eenvoudig. Om die reden heeft Dutch Green Building Council in een vroeg stadium samen met het Liftinstituut een werkgroep opgericht met daarin ook toonaangevende liftbedrijven als Kone en Mitsubish en adviesbureau Deerns. Doel was enerzijds de eisen te formuleren om de BREEAM-NL punten te kunnen halen en anderzijds vast te legen hoe het voldoen aan de eisen relatief eenvoudig aantoonbaar gemaakt kan worden. Dit resulteerde in het vastleggen van de noodzakelijk aanwezigheid van bepaalde componenten, basiseigenschappen en omgevingsfactoren. Je vind ze terug in de Wikipedia omgeving van BREEAM-NL onder ENE 8, energiezuinige liften. Daarnaast is daar maximale energieverbruik tijdens rijden en in de ‘stand-by’ modus vastgelegd. Gemeten op basis van de in de norm VDI 4707-1 vastgelegde meetmethode. Het Liftinstituut heeft deze methode in een heel vroeg stadium uitgebreid getest en heeft op basis ervan wereldwijd het allereerste energielabel voor liften afgegeven. Vanuit het gegeven meten is weten. Deze meetmethodiek wordt nu breed toegepast.
Manier van meten
Het is niet zo dat liften zó van de pallet in de fabriek een bepaald energielabel krijgen. Energielabelling is namelijk ook afhankelijk van de bouwkundige omgeving en de wijze van installatie, en de aard van het gebruik van de lift. In de praktijk wordt na de installatie van de lift het verbruik gemeten in de zogenaamde ‘stand-by’ modus en ook tijdens een op- en neerwaartse rit, waarbij de deuren eenmaal open en dicht lopen. Dit energieverbruik, gerelateerd aan opvoerhoogte, toelaatbare belasting, resulteert in een referentiewaarde. Die vertaalt zich op haar beurt weer naar een energielabel. Labelling vindt daarom plaats nadat de lift is geïnstalleerd.
BREEAM-NL eisen in relatie tot praktijk
Dutch Green Building Council koos er bewust voor de lat niet te hoog te leggen. Dat is de reden dat de 2 punten voor liften al behaald worden met een energielabel B voor rijden en een energielabel C in de ‘stand-by’ modus. Dat is een eis die goed haalbaar is. Al gaat dat ook weer niet vanzelf. In de praktijk blijkt dat de moderne liften in potentie deze waardes goed kunnen halen, maar dat wel het nodige vakmanschap nodig is tijdens montage en inregelen. Regelmatig komt het voor dat er nog heel wat gesleuteld moet worden tijdens de metingen door het Liftinstituut om aan de gestelde eis te voldoen.
Toekomst
Verwacht mag worden dat de komende tijd de eisen wat aangescherpt worden voor het behalen van de 2 punten voor liften. Het Liftinstituut is van mening dat gezien de huidige stand van techniek een energielabel A voor rijden en een energielabel B in de ‘stand-by’ modus beter past in een duurzaam ontwikkeld gebouw. Wel tekent het Liftinstituut daarbij aan dat bij onjuist of onvoldoende onderhoud de energieprestatie van een lift behoorlijk kunnen verslechteren. Juist in deze tijd waarin reductie exploitatiekosten en dus ook besparingen op liftonderhoud hoog op de agenda staan is er dus zeker een risico dat er van die mooie uitgangspunten weinig overblijft. Tijdens gebruik regelmatig vaststellen van de energieprestatie door metingen is dus noodzakelijk.
Door ing. J.H. van Lindenberg*
Tijdens de BREEAM-NL Expert Studiedagen verzorgt het Liftinstituut workshops rond het thema: ‘Hoe kom je tot duurzame liften en roltrappen’. De laatste ontwikkelingen op het gebied van lift- en roltrapduurzaamheid en op het gebied van meetmethodes komen dan aan de orde.