En water heeft daar alles mee te maken. Veel van het februariwater is ondertussen al verdampt via het voorjaarsgroen. De rest zakte dieper de bodem in. Te diep. Dat is klimaatverandering in werking, met funeste gevolgen voor de biodiversiteit van planten en dieren (direct) en mensen (indirect).
Net als via de energietransitie of met de omwenteling naar houtbouw kunnen – en moeten – we biodiversiteit opschalen en versnellen, we hebben echte invloed, als we echt willen. Anders dan bij die andere twee grote systeemaanpassingen zien we ‘meer biodiversiteit’ gelukkig meteen terug. De stad was allang een ecosysteem; dieren, mensen en planten zijn op een grote en complexe manier met elkaar verweven.
Je kunt al klein beginnen. Ook dit jaar moeten er weer grote oppervlaktes tegels verdwijnen. Je kent de actie Steenbreek vast wel, misschien heb je gehoord van het NK Tegelwippen. Ook dit jaar moet de omgeving van gebouwen groener en natter worden – en blijven.
Zoals wel vaker is ‘perfect’ de vijand van goed, dus laten we hier ook vele kleine projecten lanceren, terwijl landschapsarchitecten de grotere verrijkingen voorbereiden van de stedelijke natuur. Er zijn genoeg kleine projecten mogelijk die de biodiversiteit verdubbelen in de gebouwde omgeving – vaak bij je eigen huis of kantoor.
Begin dan als professional nou eens niet bij de menselijke bewoners en wat zij nodig hebben, maar begin eens met een programma van eisen van de dieren en planten. Verschuif je perspectief en pas de planten aan op de plek – en hun dierlijke bewoners en gebruikers, van hommel tot steenuil.
Je hovenier heeft daar verstand van en anders schakelt hij iemand in die dat weet. Zo maak je zomaar interessante stadsbiotopen. Zelfs een kleine bak water kan ‘onze’ kikkers teruglokken. Zouden op hoger niveau groene balkons en daken kunnen doorgaan voor een berglandschap? Misschien doen rotsplanten het wel goed, op 8 hoog? Kun je iets met groene gevels doen? Dichter bij de grond: maak verharding poreus, zodat in februari het water niet verdwijnt in het riool, maar in de bodem. Je merkt dat we al snel weer nodig hebben.
En als er in het voorjaar snel van alles opschiet uit die vochtige grond: Maai mei niet. Dat is geen schrijffout, maar een initiatief om in de meimaand veel wilde, inheemse bloemen (voorheen: onkruid) te laten staan voor de bijen en andere insecten. Zij zijn een cruciaal onderdeel van de biodiversiteit.
Zo heb je geen strak gazon rond je gebouw, maar een bloemenzee die zoemt, terwijl er ook veel meer vogels en andere kleine dieren op af komen. ‘Het groen’ is dan geen glad decor meer, maar een levend ecosysteem. En dat leven moet in elk programma van eisen.
Annemarie van Doorn