Bekijk hier de opname van Certificeren van bestaande woningen
Die visie begint met mooie plaatjes. Een door Vesteda compleet gerenoveerd woningcomplex aan de Amsterdamse Zuidas dat van energielabel G naar B is gebracht. Of een toonaangevend project van a.s.r.; de ontwikkeling van WonderWoods, een nieuwe woontoren in Utrecht met in totaal één hectare aan bos op en aan het gebouw. De Bie benadrukt dat die energetische sprong belangrijk is, maar dat verduurzaming ook moet bijdragen aan de huurderstevredenheid. Lizzy Butink op haar beurt over het project van a.s.r.: “Inderdaad een mooi icoon, maar in bredere zin gaat het erom dat we waarde willen toevoegen.”
Certificaat zeker interessant
Aan de hand van een aantal stellingen gaan de twee duurzaamheidsverantwoordelijken met elkaar in discussie over duurzame woningbouw. In gesprek meer, want Butink en De Bie kunnen elkaar op veel vlakken goed vinden. Zoals bij de stelling die gaat over dat certificeren alleen werkt voor utiliteit. “Nee, ook voor woningen kan een duurzaamheidscertificaat interessant zijn, om de performance van een gebouw te verbeteren”, vindt Stephan de Bie van Vesteda. Butink is het eens; een certificaat biedt handvatten voor verdere woningverbetering. Tevens benadrukt Butink het belang van een onafhankelijke toetsing.
Voor bewoner of belegger
Of zo’n label voor duurzame woningbouw daarmee meteen ook interessant is voor de particuliere bewoner, daarover twijfelen ze allebei. Het zijn toch vooral investeerders die baat hebben bij een goed inzicht in de duurzame staat van woningen. Instrument GRESB bijvoorbeeld is voor financiers en beleggers al jaren leidend. Butink schetst bovendien een gevaar als bewoners zich erg bewust zijn van de duurzaamheid van hun huis. Dat heeft mogelijk een negatief effect op het duurzame gedrag, bijvoorbeeld dat je de verwarming langer aan laat staan dan nodig. “Dat is heel menselijk, maar het is wel wat er vaak gebeurt.”
Geen all-in huren in de woningbouw
Butink van a.s.r. is om die reden geen voorstander van all-in huren, een principe dat in de kantorenmarkt enthousiast wordt omarmd om de split-incentive voor eens en voor altijd op te lossen. “Voor woningen willen we dat liever niet, want dan heb je geen invloed meer op het gedrag van mensen. Als bewoner betaal je voor hoeveel energie je gebruikt. Dat dwingt je om te besparen. Alleen op die manier gaan we de goede kant op.”
Betaalbaarheid is nummer één
Volgens Stephan de Bie van Vesteda is duurzaamheid niet het belangrijkste voor bewoners. “Betaalbaarheid is nummer één”, stelt hij. “Een duurzame woning kan wel bijdragen aan de betaalbaarheid ervan.” Butink vult aan met een voorbeeld uit eigen praktijk: “Een huurverhoging door een verduurzamingsinvestering mag volgens ons maar maximaal 50% zijn van de energiebesparing die het oplevert. Zo heeft de bewoner er direct baat bij.” Volgens Stephan de Bie moet duurzaamheid dan ook worden gezien als een van de onderdelen van een woningverbetering. “Die nieuwe keuken zie je meteen, het hogere comfort door betere isolatie is wellicht minder zichtbaar, maar ga je als bewoner wel degelijk merken.”
Incentives blijven nodig
Incentives blijven nodig om nog grotere stappen te maken richting een duurzame woningvoorraad. Gelukkig is de businesscase er, merkt Lizzy Butink. Maar er is meer nodig. Leiderschap en eigenaarschap in het bedrijfsleven, vinden de twee duurzaamheidsexperts. Maar ook een stellige overheid, die doorpakt met een CO2-heffing. En ja, dus ook een goede certificeringsmethode. Samen met Dutch Green Building Council wordt hier druk aan gewerkt.