Leon Smet, secretaris bij De Groene Stad, merkt dat de groene sector wel meer en meer top of mind is. Een goede ontwikkeling, maar ook bittere noodzaak. “We leven in een tijd waarin we de gevolgen van klimaatverandering wel aan onszelf te danken hebben.” Maar hij is door de ontwikkelingen die hij ziet in zijn dagelijkse lobbywerk voor de stichting positief over de toekomst. Bij lokale overheden is het belang van groen voor toekomstbestendige steden geen issue meer. “In een stad als Den Haag wordt enorm geïnvesteerd in groen. Groene initiatieven worden echt op grote schaal aangejaagd, omdat ze bijdragen aan de leefbaarheid en sociale cohesie in steden. Vijf jaar geleden was daar veel minder aandacht voor.”
Interieurmagazines
Ook bij de consument thuis en op de werkvloer is dat het geval. Als voorbeeld neemt hij de interieurmagazines. “Daar vind je nu op iedere pagina planten. Dat is natuurlijk esthetisch, maar tegelijkertijd ook functioneel. Universiteiten zoals Wageningen UR, VU Amsterdam en andere internationale kennisinstellingen , doen veel onderzoek naar de baten van groen. Ze tonen in toenemende mate aan dat groen binnen de muren leidt tot een gezonder binnenklimaat, minder stress en minder ziekteverzuim bij bedrijven.”
Samenwerking is key
Want ook in het bedrijfsleven is groen booming en blooming, merkt hij. En dat de publieke en private sector steeds vaker de handen ineenslaan doet zijn hart sneller kloppen. “Gemeentes, bouwbedrijven en ontwikkelaars weten elkaar te vinden en zitten eerder in het ‘ontwikkel en realisatie proces’ met elkaar aan tafel om klimaatadaptieve steden te realiseren. Het is belangrijk dat ze niet op elkaar blijven wachten maar echt samenwerken. Dat men dat nu ziet vind ik een geweldige ontwikkeling.”
Regulering
En dat is ook het credo dat Stichting de Groene Stad graag in het land verkondigt: samenwerken. Want afzonderlijk kunnen partijen wel iets doen, maar de impact blijft gering. Of meer regulering daarbij helpt, is volgens Smet nog maar de vraag. “In Nederland staat groennormering nog in de kinderschoenen. Maar ik pleit ervoor om dat langzaamaan op te bouwen. Anders gaat het ten koste van het draagvlak en daar heb je niets aan. Tegelijkertijd moet je dan kijken naar de verhoudingen in kwaliteit en kwantiteit, maar ook wie verantwoordelijk wordt voor het onderhoud en de kosten.”
Wereld te winnen
Goede voorbeelden worden ook over de grens verkend. Want zo meldt Smet: “In Denemarken en het Verenigd Koninkrijk wordt al toegewerkt naar meer normering. Dus daar kijken we ook zeker naar wat het oplevert.” Daarbij is de stichting inmiddels een bekende naam in Brussel. “We werken hard aan een Europese campagne, met steun vanuit de EU. Op die manier hopen we door samenwerking op grote schaal meer groene, gezonde en toekomstbestendige steden te creëren.” Op de vraag of De Groene Stad ooit overbodig zal zijn zegt hij lachend: “Dat zou een bijna utopische gedachte zijn, want dan heeft ons werk zich uitbetaald. Het gaat qua bewustwording rond de inzet van groen de goede kant op, maar er valt letterlijk nog een wereld voor ons te winnen.” Er is steeds meer vraag naar specialistische kennis op het gebied van de juiste implementatie van groen in stedelijke ontwikkeling en zaken als aanleg en onderhoud.