# BUILDINGLIFE Spotlight
Interface staat bekend als duurzame koploper, kun je kort jullie reis beschrijven?
Interface is bekend als fabrikant van tapijttegels voor onder andere kantoren, en sinds 1994 op reis om met de transformatie van ons bedrijf een positief rimpeleffect in de verduurzaming van de industrie te creëren. Sinds 2017 en 2018 hebben we ook veerkrachtige vloeren in ons portfolio met LVT en Rubber, die veelal worden gebruikt in scholen, ziekenhuizen en de transportsector, en we nemen onze 28 jaar aan duurzaamheidslessen mee om deze segmenten ook te verduurzamen. We hebben 6 productielocaties wereldwijd waaronder de Europese productielocatie voor tapijttegels in Scherpenzeel.
Afgelopen jaar hebben we nieuwe mijlpalen op onze duurzaamheidsreis bereikt zoals de introductie van de eerste CO2-negatieve tapijttegels cradle to gate, en de overstap naar een biocomposiet tapijtrug in Scherpenzeel. Allemaal belangrijke stappen in onze vervolgmissie Climate Take Back. Met deze missie willen we een bijdrage leveren aan het omkeren van de opwarming van de aarde. Het doel is om tegen 2040 een klimaatpositieve onderneming te zijn, wat inhoudt dat we met onze activiteiten meer koolstof vastleggen dan dat we verantwoordelijk zijn aan CO2-uitstoot.
Hieraan voorafgaand hebben we in 2019 ons Mission Zero succes gevierd, waarbij we onder andere de uitstoot van onze tapijttegelproductielocaties wereldwijd met 95% hebben gereduceerd ten opzichte van het benchmarkjaar 1996. De gemiddelde CO2-voetafdruk van tapijttegels was in 2021 onafhankelijk geverifieerd met gemiddeld 76% verminderd ten opzichte van 1996. Al onze vloeren, tapijttegels, LVT en rubber zijn daarnaast sinds 2018 CO2-neutraal over de gehele levenscyclus. Onze aanpak hierbij is meten van de CO2-voetafdruk van onze producten, het zoveel mogelijk reduceren van deze CO2-voetafdruk en de emissies die we nog niet hebben kunnen elimineren, compenseren door het kopen van carbon credits van VCS of Gold Standard-projecten. Ons Carbon Neutral Floors-programma is onafhankelijk geverifieerd tegen de internationale, strikte norm PAS 2060.
Wat motiveerde je om #BuildingLife Ambassadeur te worden?
Interface is al meer dan 25 jaar bezig met het reduceren van de materiaalgebonden emissies van haar producten. Toen ik begon in deze rol viel het me op dat er in de klimaatdiscussies in de gebouwde omgeving vooral aandacht was voor ‘operationele CO2-uitstoot’; de emissies gerelateerd aan het verwarmen, koelen en van elektriciteit voorzien van een gebouw. Maar voordat het licht aan kan, moet het gebouw, gebouwd en ingericht worden. En die materialen en producten hebben ook een CO2-voetafdruk. Als je dit afzet tegen onze resultaten van het significant verlagen van de CO2-voetafdruk van onze producten en het werk om een regeneratieve bijdrage te kunnen gaan leveren, leek het me goed om het #BuildingLife programma van DGBC te ondersteunen en mee uit te dragen.
Het is van groot belang om meer bewustwording te creëren rondom materiaalgebonden emissies. Een bewuste keuze of en zo ja met welke producten en materialen er gebouwd wordt, maakt een groot verschil in de CO2-voetafdruk van de gebouwde omgeving. De oplossingen zijn er! Er zijn CO2-arme en CO2-neutrale producten en zelfs producten en materialen die CO2 vastleggen. Het potentieel van de gebouwde omgeving is zo groot, het kan een hele grote CO2-opslagbank worden, door natuurinclusief te bouwen, maar ook door te werken met prachtige biobased materialen die CO2 vastleggen in jouw gebouw.
Als we in Nederland op traditionele wijze blijven bouwen, is het CO2-budget voor de Nederlandse bouw binnen 5 à 7 jaar op. Dat terwijl er juist nog een enorme bouwopgave is. De paradox kan niet groter. Het roer moet dus om.
“Een goedkoop product met een hoge CO2-voetafdruk is niet goedkoop, de werkelijke ecologische kosten zijn geëxternaliseerd”
Waar ben je trots op?
Afgelopen jaar hebben we twee belangrijke mijlpalen bereikt op onze weg om onze Climate Take Back missie te realiseren. We hebben de eerste CO2-negatieve tapijttegels cradle to gate op de markt gebracht. Hiermee laten we zien dat het -puur op basis van materiaal-technische innovaties- mogelijk is om een samengesteld product te maken dat ‘voorbij CO2-neutraal’ gaat. De creatie van deze producten heeft gemeten van grondstoffen tot en met productie ervan, geen CO2-uitstoot toegevoegd aan de atmosfeer. We hebben dit bereikt door onze circulaire ontwerpprincipes te innoveren; we hebben minder primaire grondstoffen en meer gerecycled materiaal toegepast. Tot slot gebruiken we een speciale versie van onze nieuwe biocomposiet backing met een hoge concentratie CO2-negatief materiaal.
Een andere cruciale mijlpaal is dat we na meer dan 60 jaar definitief afscheid hebben genomen van bitumen als grondstof in Scherpenzeel. We zijn volledig overgestapt op een biocomposiet tapijtrug, gemaakt met biobased en gerecycled materialen. Dit betekent dat we met deze stap de gemiddelde CO2-voetafdruk weer 33% verlagen en dat de gemiddelde biobased en recycled content 88% is, gemeten over het gehele tapijttegel-portfolio gemaakt in Scherpenzeel! Voor tapijttegels zijn we met onze fabriek in Nederland een stap dichterbij het dichtdraaien van de kraan naar de aardoliebron.
Daarnaast ben ik trots op ons terugname programma, waarbij we samen met onze partner Sparo hergebruik van producten mogelijk maken. We laten zien dat er hoogwaardige circulaire strategieën zijn voor productie en hergebruik, die eerst moeten worden aangegrepen voordat men de ‘recycling achteraf’-kaart trekt. Als een product nog goed is, moet je deze eerst als product behouden en opnieuw inzetten. Bij recycling ga je terug naar materiaalniveau en heb je het product zelf als het ware als afval bestempeld. Onnodig en onzinnig als het product nog goed is.
Belangrijk doel voor mij is om samen met onder andere huurders van panden, bouwers en architecten meer vierkante meters aan tapijttegels terug te halen en zorgen dat deze als product behouden blijven en een tweede leven op een andere plek krijgen. Nu verdwijnen nog te veel goede tapijttegels in de container en in de verbrandingsoven.
Mooie resultaten! Nog meer?
Jazeker! We waren de eerste in onze industrie die transparantie op data voor klanten nastreefde door actief te werken met onafhankelijk geverifieerde Environmental Product Declarations. Op deze wijze kunnen klanten een goede vergelijking maken qua CO2-voetafdruk van een product en een bewuste keuze maken voor CO2-arme producten. En we zijn de eerste wereldwijde vloerenfabrikant met gevalideerde wetenschappelijk onderbouwde doelen op scope 1, 2 en 3 voor 2030. Daarmee laten we zien dat het van belang is om in het grote veld van klimaatbeloften, juist naast actie en resultaten, ook geverifieerde statements te maken die zorgen dat bedrijven hun activiteiten runnen in lijn met het akkoord van Parijs. We moedigen iedereen aan om ook hun doelstellingen te laten verifiëren.
Wat is je advies aan andere partijen die met het terugdringen van materiaalgebonden uitstoot aan de slag willen gaan?
Als je een producent bent; zorg dat je op basis van levenscyclusanalyse (LCA) een goed inzicht krijgt in de CO2-voetafdruk van jouw product. Bekijk dan op welke wijze je kan werken aan het reduceren van de CO2-emissies. Mijn suggestie is daarbij om je eerst te richten op wat in jouw directe scope zit, van grondstoffen tot aan productie. Vertel jouw ambitie op het reduceren van de materiaalgebonden emissies aan jouw leveranciers en aan jouw klanten en vraag hen te helpen. Dialoog en co-creatie met bijvoorbeeld leveranciers heeft geleid tot onze Mission Zero successen en we hebben nu ook weer met onze leveranciers een ‘suppliers to negative’ programma.
Interface heeft stappen gezet, wat verwacht je van andere partijen?
Als ik kijk naar de vraagzijde, de klant, dan heb je daar koplopers, maar ook partijen die zich nog niet bewust zijn van het verschil dat zij kunnen maken. Wat mij betreft is er een belangrijke rol weggelegd voor huurders, de eindgebruikers van panden, en vastgoedeigenaren. Een echte duurzame transitie heeft de versnelling van de vraagkant nodig. De klant definieert niet alleen de vraag aan de markt, maar kan ook zorgen dat deze wordt gerealiseerd. Dus; stel (reductie)doelen voor wat je aan goederen en diensten inkoopt (scope 3) en rapporteer hierover. Dit maakt jouw voortgang inzichtelijk. Vervolgens is het van belang om vast te houden aan deze doelen, met andere woorde zorg ervoor dat partijen waarmee je als huurder of vastgoedeigenaar in de keten samenwerkt wel degelijk invulling geven aan jouw reductie- en circulaire doelen en hier niet van kunnen afwijken. Bijvoorbeeld door de architect die je hebt gevraagd om CO2-arme producten te specifiëren, aan boord te houden tijdens de realisatie van een renovatie of nieuwbouw, zodat jouw bewuste CO2-keuzes in de uitvoering overeind blijven.
Centraal staat dan ook het - als huurder, eindgebruiker, vastgoedeigenaar- zelf blijven sturen op jouw doelen. Geeft het niet uit handen. Vaak gaan er op het laatste moment bij realisatie toch andere dynamieken spelen, zoals ‘prijs’ of de verleiding van een ander design. Veelal met de consequentie van een hogere CO2-voetafdruk en een product van (nagenoeg) primair petrochemisch materiaal! Ik heb afgelopen jaar met verwondering voorbij zien komen dat organisaties met hele straffe klimaat-beloftes toch kiezen voor producten met een hoge CO2-voetafdruk. Onbegrijpelijk als je het mij vraagt. Er is een belangrijke rol weggelegd voor strategische beslissers, zoals inkoop, om de vertaalslag te maken in het uitvoeren van CO2- en circulaire doelen.
Wil je vanuit de vraagkant de transitie versnellen, sluit je dan aan bij de eindgebruikerscoalitie ‘Anders huisvesten’ van DGBC, MVO Nederland en Change Inc., met Arcadis in de secretaris-rol. Deze coalitie wisselt praktijkvoorbeelden uit op zaken als businesscase, mandaat en besluitvormingsprocessen en gaat daadwerkelijk aan de slag met verduurzaming van de eigen huisvesting: Actie is nodig!
Waar moet in het Building Life programma aan gewerkt worden wat jou betreft?
Het is van belang dat we samen nog meer werken aan het bewustzijn dat ‘goedkoop in prijs’ niet per se betekent dat iets echt goedkoop is. Een ‘goedkoop product met een hoge CO2-voetafdruk’ is niet écht goedkoop, de werkelijke (ecologische) kosten zijn geëxternaliseerd. Onder andere de planeet - de levende wereld waar wij als mensen van afhankelijk zijn - betaalt de prijs.
Ik onderschrijf ook de inzichten van DGBC en NIBE die met klem benadrukken dat de gebouwde omgeving materiaalgebonden emissies NU moet reduceren. Klimaatwetenschappers zijn duidelijk, we zitten in het beslissende decennium. Het is erop of eronder en we moeten alles in werk stellen om de opwarming van de aarde tot 1,5 graden Celsius te beperken. Dat betekent bijvoorbeeld dat bij berekeningen de CO2-voetafdruk van een product NU centraal moet staan versus het meerekenen van de CO2-reductie van toekomstige potentiële recycling; dat laatste geeft een vertekende netto-impact. Potentiële recycling is toekomstmuziek, we moeten NU bewuste keuzes maken met oog op wat er NU aan emissies de lucht in gaat. Welke producten stoten NU de minste CO2 uit of leggen zelfs CO2 vast? Daar gaat het om. Kernvraag die eerst komt: ‘wat is er eigenlijk echt nodig’? ‘Moeten we wel (ver)bouwen’? ‘Is een ingreep echt nodig’? ‘En, kun je gebruik maken van wat er al bestaat’?
Doe mee!
Wil je bijdragen aan een gebouwde omgeving zonder materiaalgebonden emissies? Onderteken dan de intentieverklaring, ga aan de slag met de roadmap Whole Life Carbon of lees meer over het #BuildingLife project.