“Het voorstel van het Europees Parlement is interessant. Op veel vlakken is het voorstel ambitieuzer en met een bredere reikwijdte dan wat er eerder naar buiten is gekomen. Zeker als het gaat over de materialenkant, zijn er veel zaken opgenomen waar DGBC al jaren voor pleit,” aldus Laetitia Nossek, programmamanager Whole Life Carbon bij DGBC.
Belangrijke onderdelen in de EPBD IV zijn:
- De strengere nieuwbouweis (van BENG naar ENG)
- De minimumeisen voor bestaande gebouwen waarmee de slechtst presenterende gebouwen worden uitgefaseerd
- Het renovatiepaspoort
- Datadeling
Energie: ambitie iets omhoog geschroefd
Bij de eerste voorstellen voor de EPBD IV van de Europese Commissie in 2021 kopte DGBC al: de EU-koers is goed, maar het tempo te laag. Eefje Stutvoet, projectmanager Paris Proof bij DGBC, ziet dat de ambities nu op verschillende punten zijn aangescherpt en vooral op detailniveau zijn uitgebreid. “Zo mag van het Europees Parlement een energielabel E-eis gaan gelden vanaf 2027 en label D-eis vanaf 2030 voor alle utiliteitsbouw. Dit is een labelstap meer dan het oorspronkelijke voorstel.”
Nieuw maatschappelijk vastgoed moet volgens het voorstel al in 2026 energieneutraal zijn en alle andere nieuwe gebouwen in 2028. Stutvoet vervolgt: “Voor de hogere ambities zijn wel meer uitzonderingen teruggekomen, bijvoorbeeld voor monumenten.”
Materialen: specifieke eisen missen nog
Met de stemming onderschrijft het Europees Parlement de noodzaak om de uitstoot over de hele levensduur van een gebouw in ogenschouw te nemen. Dat is essentieel om de klimaatdoelen te halen. Tot nu toe had het beleid alleen betrekking op energiegebruik, ofwel de operationele emissies. Na de herziening van de EPBD tellen materiaalgebonden emissies voor het eerst mee, oftewel de CO2-uitstoot die materiaalgebruik en het bouwproces veroorzaken.
Nossek: “Nederland staat bekend als koploper op het vlak van het meetbaar maken van circulair bouwen. Met de MPG (MilieuPrestatie Gebouwen) in het Bouwbesluit is hiermee de basis gelegd en met de EPBD IV wordt de rest van Europa meegenomen.”
Voor het eerst vindt het Europees Parlement het berekenen van CO2-equivalenten over de hele levensduur van een gebouw belangrijk. De zogenoemde GWP-berekening die berekent in welke mate alle broeikasgassen bijdragen aan het broeikaseffect, wordt verplicht voor nieuwbouw per 1 januari 2027. Vanaf 2030 komen daar ook nog reductiedoelstellingen bij.
Meer weten over de specifieke eisen van de EPBD IV? Lees onze publicatie met daarin een overzicht van de belangrijkste eisen in het voorstel.
Proces: van triloog naar nationale vertaling
Ook al stemt het voorstel van de Parlement DGBC hoopvol, dit is nog niet de definitieve versie van de EPBD IV. Die verwacht DGBC ergens in oktober dit jaar (zie onderstaande afbeelding).
Tot die tijd zijn er de volgende stappen: op 13 maart volgt er nog een stemming, dit keer van het gehele Europese Parlement. Daarna start eind maart de triloog: een overleg tussen de Raad, Commissie en Parlement waar ze gezamenlijk tot de definitieve EPBD IV moeten komen.
Stutvoet zegt: “In een koplopergroep van zeven landen, heeft Nederland al eerder aangegeven de ambities van de Raad te laag te vinden en de hoop uitgesproken deze weer te verhogen tijdens de onderhandelingen in de triloog. De hogere ambities van het Parlement stemmen ons daarmee dus hoopvol.”
Na vaststellen van de EPBD IV volgt de laatste stap: de vertaling naar Nederlandse wet- en regelgeving. Als die vertaling er eenmaal ligt, duurt het nog ongeveer anderhalf jaar tot dit in werking treedt.
In het beleidsprogramma versnelling verduurzaming gebouwde omgeving van minister Hugo de Jonge (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening) van afgelopen zomer is al zoveel mogelijk voorgesorteerd op de aanstaande EPBD IV, maar ook hierop kunnen nog aanvullende eisen komen. De verwachting is dat hierover in het najaar meer informatie komt. Tot die tijd volgt DGBC de onderhandelingen en blijven we pleiten voor hoge ambities.