Juridische vraagstukken bij circulaire gebouwen

Belangrijke thema’s bij circulair bouwen zijn: Reduce (minimaal grondstofgebruik), Reuse (maximaal hergebruik van producten) en Recycle (hoogwaardig hergebruik van grondstoffen). Uitwerking van deze thema’s leidt in de praktijk tot praktische en juridische vragen op het gebied van kwaliteit van, garanties op en aansprakelijkheid voor gebruikte materialen en, in het kader van de gewenste losmaakbaarheid voor hergebruik, over eigendoms-, huur- en leaseconstructies.

In dit artikel gaat jurist Annelies Overmars (HEVO) in op de in elkaars verlengde liggende onderwerpen: kwaliteit van, garanties op en aansprakelijkheid voor gebruikte materialen. Het volgende artikel gaat over circulair bouwen bij eigendoms-, huur- en leaseconstructies.

Kwaliteit

Hergebruikte materialen hadden tot voor kort een imagoprobleem omdat gebruikte producten vaak geassocieerd worden met mindere kwaliteit. Inmiddels is daar een kentering in gekomen en heeft hergebruik van materialen juist een veel positiever imago en wordt het vaak in één adem genoemd met termen als toekomstgericht bouwen, duurzaamheid en circulariteit. De vraag naar zekerheid over de kwaliteit blijft daarbij van belang.

Voor bouwwerken geldt het Bouwbesluit 2012* (Bb), het nationale regelgevende kader waarin de wettelijke technische bouwvoorschriften voor bouwwerken zijn opgenomen. Er zijn normen en keurmerken in opgenomen waaraan bouwwerken minimaal moeten voldoen.

Om te bewijzen dat de materialen aan de kwaliteitseisen van het Bb voldoen wordt nu vaak van CE-markering en NEN-normen gebruik gemaakt. Als materialen en producten uit oude gebouwen hergebruikt worden is informatie over de materialen vaak niet aanwezig en kan het moeilijk zijn om bij oplevering van het gebouw aan te tonen dat de verschillende hergebruikte materialen in gebouwonderdelen aan de vereiste prestaties uit het Bb voldoen. Om dit in de toekomst makkelijker te maken wordt in verschillende producten reeds ingezet op materialenpaspoorten. Dat zijn digitale databases die gebruikt worden om de ingezette materialen en producten inclusief hun kwaliteit en eigenschappen vast te leggen voor toekomstig hergebruik.

*Het Bouwbesluit 2012 wordt met de inwerkingtreding van de nieuwe Omgevingswet vervangen door het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Voorlopig staat de inwerkingtreding gepland op 1 juli 2022. Het Bbl zal inhoudelijk niet veel verschillen met het Bouwbesluit 2012.

Afwijken van de in het Bb opgenomen eisen is toegestaan als ‘ten minste dezelfde mate van veiligheid, bescherming van de gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en bescherming van het milieu’ kan worden aangetoond (Bouwbesluit 2012 art. 1.3). De gelijkwaardige oplossing zal goed onderbouwd moeten worden. Voor cruciale onderdelen kan gedacht worden aan overdimensionering (bijvoorbeeld door voor een draagconstructie extra materiaal te gebruiken zodat er geen enkel risico op instorten bestaat).
De gemeente kan geen strengere eisen stellen dan die welke in het Bb zijn opgenomen (afgezien van de paar afwijkingsmogelijkheden die het Bb zelf biedt). Wel zijn er nog andere wettelijke bepalingen die het voor gemeenten mogelijk maken om af te wijken van het Bb. Te denken valt aan artikel 7, 7a en 120a Woningwet of artikel 2.4 Crisis- en herstelwet die de mogelijkheid bieden om op experimentele basis af te wijken van het Bb en strengere circulariteitseisen op te nemen voor het realiseren van een bouwwerk.

GARANTIES EN AANSPRAKELIJKHEID

Een andere drempel is die van garanties en aansprakelijkheid. Als je (onderdelen van) een gebouw of materiaal hergebruikt, wie is dan verantwoordelijk voor de prestatie daarvan?

Met een garantie verklaart de garantieverstrekker dat het geleverde (product) voor een bepaalde periode bepaalde eigenschappen bezit. Het toepassen van gebruikte materialen brengt onzekerheden met zich mee over de herkomst en kwaliteit van materialen. Leveranciers geven vaak geen garantie op gebruikte materialen. Dit vormt een belemmering voor het hergebruik van materialen omdat een opdrachtgever juist de zekerheid wil van een kwalitatief goed product.

Een garantie is eigenlijk niets meer dan een contractuele afspraak. Als in de garantieperiode een gebrek optreedt waarvoor garantie is verleend, dan is de garantieverstrekker in beginsel verplicht om dit gebrek te herstellen. Het is aan de garantieverstrekker om te bewijzen dat het gebrek niet binnen de garantie valt. Ook zonder garantie heeft een opdrachtgever recht op een deugdelijk product, dat wil zeggen producten of materialen moeten gedurende de normale levensduur geschikt zijn voor normaal gebruik (of als daarover afspraken zijn gemaakt voor bijzonder gebruik). De bewijslast ligt in dit geval echter bij de opdrachtgever.

Als geen garantie wordt verstrekt op gebruikte materialen kan het van belang zijn te achterhalen wat daarvoor de reden is om zo ook te kunnen bepalen wat eventuele oplossingen zouden kunnen zijn. Zo kan bijvoorbeeld gedacht worden aan:

  • Afspraken met de leverancier over kwaliteitsbeoordeling van de materialen door een derde, waarbij bij een negatief oordeel de leverancier voor vervanging of herstel zorg draagt.
  • Een omruilgarantie.
  • Een teruggave-garantie op basis van restwaarde.
  • Levering van extra reservemateriaal.
  • Overdimensionering (zie hierboven) voor garanties op het geheel.

Leg de afspraken over (garantie)verplichtingen en aansprakelijkheid in ieder geval vast in contracten.

ONTWIKKELINGEN

Duidelijk is dat circulair bouwen steeds meer aandacht krijgt en de ontwikkelingen daardoor in een stroomversnelling komen. Het is naar mijn mening van belang dat het mede door wet- en regelgeving eenvoudiger en aantrekkelijker wordt om hergebruikte materialen en producten te gaan toepassen. Dit zou bijvoorbeeld kunnen door in het Bb meer afwijkingsmogelijkheden voor circulair bouwen en het toepassen van hergebruikte materialen op te nemen.

Tot nu toe is het circulaire transitieproces er een van gewoon doen en al doende leren. Om het proces verder vooruit te helpen zou meer dwang en kadering middels regelgeving naar mijn mening gewenst zijn. Daarbij moeten uiteraard wel afwegingen worden gemaakt. De verwachting is bijvoorbeeld dat in de (nabije) toekomst een verplicht aandeel secondaire grondstoffen in de bouw zal worden voorgeschreven. Welk percentage hiervoor werkbaar is zal mede ingekleurd worden door de vraag naar beschikbaarheid van bepaalde grondstoffen en producten. Denkbaar is ook dat voor een nieuw gebouw bepaalde percentages nieuwe circulaire bouwmaterialen wordt voorgeschreven. Dat is wellicht beter haalbaar. Daarbij kan gedacht worden aan invulling van de circulaire principes als losmaakbaarheid (en daarmee hergebruik) van materialen en het beperken van nieuw afval (bijvoorbeeld het verminderen van verpakkingsmateriaal).

Daarnaast dient er aandacht te zijn voor bevodering van circulair ontwerp middels onder meer: uitvoering EU-productenbeleid (waaronder ontwerpeisen, repareerbaarheid, levensduur etc.), het ontwikkelen van keurmerken voor circulaire producten en regulering via de milieu-prestatieeis voor bouwwerken. Mijn verwachting is dat dergelijke regelgeving en kadering ook de hierboven besproken drempels voor circulair bouwen betreffende kwaliteit, garanties en aansprakelijkheid zullen verlagen.

MEER WETEN?

Neem dan contact op met Annelies Overmars, telefoon 073 6 409 409 of mail: annelies.overmars@hevo.nl

DGBC-partners

HEVO BV

Gerelateerd

kantoorgebouwen

Nieuwe beslisboom kantoren toont dat renoveren naar Paris Proof altijd loont

Stichting W/E adviseurs

Stichting W/E adviseurs: ‘Verduurzamen van bestaand vastgoed en woningtekort zijn grootste uitdagingen voor komende jaren’

Brigit Gerritse nieuwe algemeen directeur Dutch Green Building Council

Brigit Gerritse wordt nieuwe algemeen directeur van Dutch Green Building Council